Eerst is er niks. Een onmetelijke leegte zonder eind. En dan is daar ineens het idee. Dat is niet een kwestie van opdoemen, dat is er ineens. En doolt dan rond. Doelloos. En dan is er nog iets. Dat nog iets wordt langzaam maar zeker ook een idee. Die twee ideeën botsen en vormen een klont die niet uit mijn hoofd gaat en zijn weg vindt naar losse blaadjes, notitieblokken, ezelsoren en kanttekeningen. En dan ga ik achter de computer zitten.
De eerste versie van een stuk is bij mij meestal een onsamenhangende klodder waar steeds meer ideeën naar boven komen drijven, een kettingreactie. En dus een versie die alleen ik snap. Omdat ik weet waar ‘ie vandaan komt en een vermoeden heb van waar hij heen zal gaan. Een schets. A big bang. De oerversie.
De tweede versie is de leesbare versie. Zeg maar de moederversie. Waarin het idee langzaam aan het broeien is, waar zin voor zin, scene voor scene, liedtekst voor liedtekst een stuk aan het groeien is. Waarin met schaven, wissen, toevoegen en veranderen uiteindelijk versie 3 geboren wordt. Het stuk. En we noemen hem ‘Kansloos’, “moeder en kind maken het goed”.
Maar ik ben heel blij dat terwijl ik dit schrijf de printer de tweede versie velletje voor velletje, als een omgekeerde striptease, voor mij onthult. Zodat we een fragment op de schoolmusical-website kunnen zetten. Want een idee kan goed en aardig zijn, het komt pas tot leven als je er iets mee doet.